Tien van de elf overgebleven West-Vlaamse kermiskoersen sloegen een maand geleden de handen in elkaar, met één duidelijk doel: het redden van de kermiskoers. Een traditie die onder druk staat, dat zagen we afgelopen dinsdag ook in de 81e editie van Gullegem Koerse.
Gullegem Koerse, de koningin van de Kermiskoersen. Traditioneel valt deze race op de dinsdag na de Ronde van Italië. Het is één van de zeldzame kermiskoersen die nog bestaat in West-Vlaanderen, maar de deelnemerslijst vullen met mooie namen wordt steeds moeilijker. “De laatste 2 à 3 jaar is het moeilijker geworden om renners aan de start te krijgen, omdat ze hun eigen doelen kiezen en daar naartoe trainen”, vertelt Nick Demeulemeester, organisator van Gullegem Koerse. “Dan past een kermiskoers niet in hun programma”.
Bakermat
Voor sommige profrenners passen deze koersen wel nog in hun programma. Zo verschenen Yves Lampaert en Dries De Bondt deze editie wel aan de start. Ook zij vinden het belangrijk dat de kermiskoersen blijven bestaan. “Voor mij is dit de bakermat van de Belgische koers”, aldus Dries De Bondt. “Het is daardoor dat België zo’n wielerland is en daarom is het belangrijk dat die blijven bestaan.”
Yves Lampaert deelt diezelfde mening: “Ze brengen altijd veel volk op de been”, zegt hij. “Het is de soort van folklore die we niet verloren mogen laten gaan, het is iets typisch Vlaams-Belgisch”.
Gelijkheid in startgeld
Maar om het voortbestaan te verzekeren moeten organisaties op zoek naar oplossingen. Daarom zijn de West-Vlaamse kermiskoersen samengekomen om met elkaar af te spreken hoeveel startgeld elke renner krijgt.
“Vroeger was er geen gelijkheid in prijs en liep het de spuigaten uit”, zegt organisator Nick Demeulemeester. ”Nu spreken we onderling af hoeveel we geven, en dat is belangrijk voor kleine organisaties zoals die van ons”. Op deze manier krijgen alle renners hetzelfde bedrag bij elke eerlijke wedstrijd, waardoor ze elkaar minder beconcurreren.