De Tupperware fabriek in Aalst moet op 8 januari haar deuren sluiten. Het nieuws raakte gisteren bekend na een bijzondere ondernemingsraad. Er werken momenteel nog 225 mensen in de fabriek. Zij dreigen nu hun job te verliezen.
De sluiting van de fabriek komt niet als een verrassing. Het lot van de Aalsterse vestiging hing al maanden aan een zijden draadje. Tupperware verkeerde al langere tijd in ernstige financiële moeilijkheden. In september 2023 stapte het bedrijf in de Verenigde Staten in een Chapter 11-procedure. Deze juridische maatregel biedt bedrijven tijdelijke bescherming tegen schuldeisers om een mogelijke herstructurering of verkoop te faciliteren. Het doel van deze procedure was om Tupperware te redden van de financiële afgrond en het iconische merk te beschermen tegen een volledige ondergang.
De redding kwam in de vorm van een overname door een groep Amerikaanse schuldeisers, waaronder Stonehill Capital Management Partners en Alden Global Capital. Deze partijen namen de intellectuele eigendomsrechten en de operationele activa over die nodig zijn om het merk opnieuw te lanceren. Het herstelplan dat de nieuwe eigenaars opstelden, richtte zich echter op een select aantal internationale markten, en al snel werd duidelijk dat de Belgische vestiging geen prioriteit had.
Impact op de Belgische activiteiten
De fabriek in Aalst, die naast productie ook enkele ondersteunende diensten omvat, werd al geruime tijd in onzekerheid gehouden. De meeste werknemers werden in tijdelijke werkloosheid geplaatst, terwijl de vakbonden onderhandelden met de nieuwe eigenaars. Toch bleek donderdag tijdens een bijzondere ondernemingsraad dat de internationale hoofdzetel van Tupperware geen licenties meer zal voorzien voor de productie of verkoop van de plastic producten. Zonder deze licenties, en zonder toegang tot de nodige grondstoffen, zijn de Belgische activiteiten niet meer levensvatbaar. Dit maakt een faillissement van de Aalsterse fabriek onvermijdelijk.
Harde realiteit voor de werknemers
Voor de werknemers komt het nieuws hard aan, ondanks dat het al langere tijd boven hun hoofden hing. Johan Quintelier, vakbondsafgevaardigde ACV, zegt: “De mensen zijn wel teleurgesteld en gelaten. Ik zou nu niet zeggen dat ze boos zijn. Het nieuws komt niet uit de lucht gevallen. Iedereen wist dat acht januari een belangrijke datum was. Het blijft wel hard om te vernemen dat het gedaan is.”
De onzekerheid over de toekomst weegt zwaar, vooral voor mensen die al jarenlang in de fabriek werken. Quintelier vult aan: “Voor de meeste mensen is het nu ook een stap in het ongewisse. Ze weten niet wat er nu gaat gebeuren. De meeste werken al hun hele leven in de fabriek en hebben nog nooit ander werk moeten zoeken.”
Volgens Quintelier zal er vandaag wel gewerkt worden, maar op een lager tempo. In januari is er tijdelijke werkloosheid aangevraagd. “sommigen mensen gaan toch nog komen werken. Ze vinden het belangrijk om nog afscheid te kunnen nemen van hun collega’s.
De fabriek zelf lijkt weinig perspectief te hebben. Zonder licenties en toegang tot grondstoffen is verdere productie onmogelijk. “De curator zal moeten onderzoeken of er kandidaten zijn om de gebouwen en machines over te nemen. De vraag blijft ook of een mogelijke overnemer de bereidheid zal hebben om een deel van de ontslagen werknemers opnieuw aan te nemen”, verwoordt Quintelier