Het Belgische topsportzwemmen heeft het niet makkelijk. In vergelijking met de buurlanden loopt België op verschillende vlakken achterop. Dat komt door een tekort aan zwemwater in Vlaanderen, waardoor het zwemniveau van Vlaamse jongeren steeds meer daalt.
De situatie in Belgische zwemclubs ziet er niet rooskleurig uit. Terwijl in Frankrijk bijna alle clubs werken met professionele trainers, is dit in België allerminst het geval. Zwemtrainingen geven is voor de coaches meestal niet hun enige job, zeker in kleine clubs. “Wij kunnen niet leven van het lesgeven”, vertelt sportlerares en voormalig olympisch zwemster, Fanny Lecluyse. “Enkel de coaches die in de federatie of de topsportscholen van Antwerpen en Luik werken, kunnen zeggen dat het hun voltijdse baan is. In kleine clubs is dat onhaalbaar.”
“Zwemtraining geven in België biedt geen leefbaar inkomen”
Fanny Lecluyse
Het verschil met Nederland is ook aanzienlijk, dat bevestigt Tommy Verlinde, programmamanager bij Sport Vlaanderen: “Onze noorderburen investeren in PPS-systemen, of publieke private systemen. Hierdoor kunnen clubs meer voorbereidingen aanbieden die specifiek bedoeld zijn voor topsport.” In Vlaanderen is er net een chronisch gebrek aan competitiezwemmen. “Het is aan de federatie om ervoor te zorgen dat clubs hierin de juiste stappen zetten”, deelt Verlinde zijn visie.
Vlaams regeerakkoord als oplossing
Bij de clubs stuiten ze echter op nog een struikelblok. Volgens Joni Laceur, trainer bij zwemclub BEST, is het grootste probleem dat er te weinig zwembaden zijn: “Door een tekort aan banen, zit onze club met gigantische wachtlijsten. Binnen de club hebben we ook maar een beperkt aantal zwemmers die doorstromen naar competitiezwemmen. Om een goede selectie te kunnen maken van onze doorstromers, creëerden we een pre-competitie.”
Op vlak van sport en wetenschap staan onze noorderburen een stuk verder dan ons. “In Nederland zijn er centra ontwikkeld, die wij niet hebben. Wij hebben hier vaak zelfs niet voldoende zwembaden voor al onze zwemmers”, verduidelijkt Michel Tuts, topsportcoördinator op de sportschool in Hasselt. “Daardoor is het onmogelijk voor het Vlaamse zwemmen om continu aan de top te staan, en moet Vlaanderen rekenen op occasionele talenten.”
Toch is er ook goed nieuws. Een Vlaams akkoord voorziet dat er minstens 40 nieuwe zwembaden worden bijgebouwd. De overheid voorziet de komende 30 jaar jaarlijks zes miljoen euro voor de bouw en uitbating van deze nieuwe publieke zwembaden. Pieterjan Vangerven, algemeen directeur van de Vlaamse Zwemfederatie, is opgetogen met dat nieuws: “Op dit moment hebben onze 150 clubs allemaal ontzettend lange wachtrijen. Iedere club heeft gemiddeld 300 leden, waardoor het totaal aantal zwemmers 52.000 bedraagt. Maar met de mensen op de wachtlijst verdubbelt dat aantal. Dat betekent dat zwemmen potentieel heeft, maar dat het door het gebrek aan infrastructuur vastloopt.”
Samenwerking federatie en zwemclubs
Ook de samenwerking tussen de federatie en de clubs is tot op heden niet altijd even succesvol geweest. “In het verleden heerste er het idee dat de federatie het beter kon dan de clubs. Daar wil ik van af”, zegt Vangerven. “De federatie is de vereniging van clubs, dus wij moeten hen respecteren.” Een goed idee voor competitiezwemmen zou zijn dat zwemmers tot op een bepaald niveau hun sport kunnen beoefenen in hun club. “Als de clubs verbeteren, groeit de sport als geheel ook. Dan denk ik vooral aan meer trainingsmomenten en een betere omkadering”, aldus Vangerven.
Dat is niet voor alle clubs mogelijk, zeker voor de kleine clubs. Voor hun zwemmers kan de topsportschool in Antwerpen een alternatief bieden. “Onze filosofie is ‘Hard werken wordt beloond’. Wij zorgen voor resultaten en dan komen mensen automatisch. Het is onze taak om het vertrouwen van kinderen en ouders te winnen”, vertelt Vangerven. Fanny Lecluyse sluit zich hierbij aan: “Zwemclubs proberen vandaag het maximale te doen. Maar ze hebben niet allemaal een 50-meterbad. Voor die zwemmers is het beter om naar de topsportschool te gaan, waar ze voldoende ondersteuning krijgen.”
Het tekort aan banen is echter niet de enige reden waarom competitiezwemmers vroegtijdig afhaken. Ook de financiële opbrengsten zijn vaak een boeman. Dat zie je ook terug bij succesvolle ex-zwemmers, Louis Croenen en Jasper Aerents, die buiten hun topsportcarrière zijn gaan studeren. En ook vice-olympisch kampioen Pieter Timmers werkt tegenwoordig in de verpleegkunde.
De topsportwerking in Antwerpen
Een groot probleem bij studenten uit de topsportschool is de illusie dat ze al topsporter zijn. Dit komt voort uit de middelen waarover ze beschikken op school. “Alles gaat over de juiste ondersteuning. Een topsportschool is een plaats die kansen biedt om ooit topsporter te worden, maar die kansen moet je zelf afdwingen. Als er twintig studenten instappen, zou het al fijn zijn dat er drie of vier uiteindelijk de doelstellingen halen”, doorprikt Vangerven de illusie.
Volgens de definitie van Sport Vlaanderen ben je als zwemmer topsporter als je de top acht kan halen op een wereldkampioenschap. Vanaf dat moment komt er ook financiële ondersteuning. “Dat is een jammere zaak, maar ze moeten wel ergens een lijn trekken natuurlijk”, vertelt Tuts. “Het geld dat ze krijgen als ondersteuning is afkomstig van de werkende mens. Van de atleten die financiële ondersteuning krijgen, verwacht de bevolking dat zij over vier jaar naar hun kunnen kijken op tv.”
“De bevolking verwacht dat atleten die financiële ondersteuning krijgen via belastinggeld, over vier jaar te zien zijn op de Olympische Spelen”
Michel Tuts
In België is topsport regionaal gebonden. Zo ondersteunt Sport Vlaanderen enkel de Vlaamse Zwemfederatie. “Momenteel gaat er 700.000 euro naar het zwemmen. Daarmee wordt een Belgische topper, zoals Roos Vanotterdijk, geholpen bij alles wat ze nodig heeft”, verklaart Verlinde. “Er is dus zeker geen tekort aan investeringen vanuit de Vlaamse overheid. Maar het is natuurlijk de taak van de federatie om die middelen correct en efficiënt in te zetten. Ik ben niet overtuigd dat extra financiële ondersteuning meer prestaties gaat opleveren.”
Zwemniveau daalt drastisch
Wat wel meer prestaties kan opleveren is een verhoging van het algemene zwemniveau in Vlaanderen. Dat lijkt de afgelopen jaren drastisch te dalen. Een gevolg van de manier waarop de sport aanzien wordt in Vlaanderen. De huidige leerplannen zijn een duidelijk bewijs dat zwemmen een kleine sport is in Vlaanderen. Zoals de eindtermen nu zijn, is leren zwemmen zelfs geen verplichting meer. In combinatie met een tekort aan zwemwater, zorgt dat ervoor dat studenten in de tweede en derde graad van het middelbare onderwijs geen zwemlessen meer aangeboden krijgen. “Alle lagere en eerstegraadscholen krijgen voorrang bij het gebruik van het zwembad”, bevestigt Ken Vanmechelen, directeur van de tweede graad Katholieke Scholen in Diest. “Als je dan weet dat ons zwembad maar vier banen ter beschikking heeft, is het niet meer dan logisch dat studenten uit de tweede en derde graad geen zwemlessen krijgen.”
De enige richtingen in de tweede en derde graad die nog zwemlessen krijgen, zijn de specifieke sportrichtingen, zoals sportwetenschap (ASO) en sportbegeleiding (TSO). “Als ik met sportleerkrachten praat, zijn wij altijd verbijsterd over het niveau van het zwemmen van de niet-sportklassen. Maar als je dan objectief kijkt is dat best normaal”, vervolgt Vanmechelen zijn verhaal. “Een eerste graad gaat per jaar een zestal weken zwemmen. Met het wandelen naar het zwembad en het omkleden, krijgen ze in praktijk per twee uur lichamelijke opvoeding, maar één uur effectief les. Dat zijn zes zwemuren op jaarbasis, enorm weinig dus. Hierdoor ligt de focus eerder op overlevingszwemmen, in plaats van het aanleren van zwemslagen. Daarnaast blijft de zwemles bij leerlingen ook nog steeds één van de favoriete lessen om te spijbelen, een doktersbriefje is snel geregeld.”
Toekomst van het Belgisch zwemmen
Toch is er ook plaats voor optimisme. Met Vangerven als algemeen directeur en Mark Faber als high performance manager, waait er een nieuwe wind door de Belgische zwemwereld. “Ik heb er een goed gevoel bij”, klinkt Vangerven opgetogen. “In november was er het Belgisch Kampioenschap Korte Baan en daarbij zijn heel wat records van de tabellen geveegd door Lucas Henveaux en Roos Vanotterdijk. Toch ging mijn aandacht meer naar de jeugd. Een twintigjarige gaat niet opeens tien seconden sneller zwemmen, maar de resultaten van onze topsportwerking en van de clubs zijn wel echt aan het verbeteren. Dat stemt mij hoopvol voor de toekomst.”
“Ik ben overtuigd dat België in Los Angeles beter gaat doen dan in Parijs”
Pieterjan Vangerven
Sinds drie maanden zijn de Belgische zwemmers zich volop aan het focussen op een nieuwe olympiade. “Ik ben overtuigd dat we het in Los Angeles beter gaan doen dan in Parijs. In Parijs moesten we voor de evaluatie van onze prestaties vooral kijken naar landen als Oostenrijk, Zwitserland en Nederland. Die halen gemiddeld niet veel meer medailles dan ons”, besluit Vangerven. “Belgische atleten gaan nooit iedere olympiade een medaille winnen, maar ze moeten wel voor de finaleplaatsen gaan.”