Oosterse vechtsporten staan gekend om hun discipline, maar ook om hun traditionele, witte uniformen (gi) en gekleurde gordels (obi). De kleuren kenmerken het niveau van de sporter. Toch bestaat dit gradatiesysteem nog geen 150 jaar. “Ik leefde voor die gordels”, zegt ex-karateka Emma Piccavet (20).
“Ik begon met karate toen ik vijf was”, zegt Emma. Als 5-jarige was ze technisch gezien te jong om met de sport te beginnen. “Omdat ik vanop de zijlijn meedeed met mijn ouders en broer die in de zaal stonden, hebben ze mij dan toch maar laten meedoen”, lacht ze. Emma deed bijna acht jaar lang karate. “Mijn karate-avontuur was van korte duur. Acht jaar klinkt misschien lang, maar eigenlijk was ik nog een beginner.” Door aanhoudende rugpijn trainde ze in haar laatste jaar steeds minder. “Ik moest halverwege iedere training afhaken. Het ging niet meer.” Zo zette Emma op 13-jarige leeftijd een punt achter haar karatecarrière. “Maar mijn gordels en die van mijn familie heb ik nog steeds”, lacht ze.
Gradaties en een kleurencode
Terwijl oosterse vechtsporten een geschiedenis van meer dan 5000 jaar hebben, bestaat het kleurensysteem nog maar 150 jaar. Pas eind de 19e eeuw introduceerde Judo-oprichter Kanō Jigorō het systeem met kyū en dan, die respectievelijk de witte en de zwarte gordel kregen. Het kleurensysteem verscheen pas in de jaren ’30 van de vorige eeuw en de Okinawa Karate Federation erkende het systeem een twintigtal jaar later. “Je start als leerling bij de kyū-gradatie. Je krijgt een witte gordel (de zesde kyū) en doorheen de jaren verdien je de andere kleuren tot je uiteindelijk een bruine gordel draagt (de eerste kyū).” Welke kleuren je allemaal rond je heup krijgt, verandert van club tot club en van regio tot regio. “Ik deed karate bij JKA Karate Deerlijk. Wij hielden ons aan de basiskleuren; na de witte gordel kreeg je een blauwe en daarna een bruine.” In plaats van gele, oranje en groene gordels naaide Emma zwarte streepjes op haar witte gordel. “Zo moest ik niet steeds een nieuwe kopen”, lacht ze. De tweede helft van de graden heet de dan, de zwarte gordels. “Als je goed bent en je stopt er je tijd in, dan kan je jouw eerste dan na zo’n tien jaar verdienen. Dan mag je je officieel geen beginner meer noemen.”
Levenslang leren
“Er hangt een mythe aan hoe die kleurencode is ontstaan”, zegt Emma. “Een student mocht zijn gordel niet wassen, omdat dat alle ervaring zou wegspoelen. Tijdens de training zweet je, waardoor de gordel een gele kleur krijgt. Omdat de jongere leerlingen in Japan vaak in de natuur oefenden, kreeg de gordel een groen kleur en uiteindelijk kwam daar stof, aarde en bloed bij, wat de gordel bruin maakte.” Dat verhaal klopt volgens Emma niet helemaal. “Het is een mooi sprookje, maar oosterse symboliek is fijner dan dat, poëtischer. De witte gordel staat voor een nieuw, onschuldig zaadje. De gele staat voor de zon en voor energie, wat het zaadje nodig heeft om te groeien en de oranje gordel is een krachtigere, meer intense zon. Groen is het begin van de plant en blauw is de lucht, waar het plantje naartoe groeit. Bruin is een volwassen plant, bijna klaar om geoogst te worden en dan kom je uiteindelijk tot de zwarte gordel.” Die zwarte gordel is niet het einde van je verhaal, eerder een nieuw hoofdstuk. “Zwart betekent eigenlijk dat je alle kleuren tot jezelf hebt genomen; je hebt genoeg geleerd om nu zelf een leraar te zijn.” Maar een echte karateka blijft zijn hele leven lang leren. “De eerste dan is de eerste stap van een nieuw avontuur. Wie jaar na jaar zijn techniek perfectioneert, kan een tweede dan krijgen, een derde… misschien zelfs een tiende. Maar om dat te bereiken, heb je naast je sport geen leven meer”, lacht Emma. Karate Kid had het weldegelijk bij het juiste eind: oosterse vechtsporten zijn een echte levensstijl.